Schillenveen e.o. 17 september
We waren vandaag opnieuw met een flinke groep aanwezig: Henk v.d. B., Wil, Marian, Henny, Ipie, Immy, Janny K., Harry, Cees, Hans, Jan de V., Henk H., Leo en Martin gaven acte de présence. Het is alweer behoorlijk wat jaartjes geleden dat we hier waren en, na zo’n lange tijd met nieuwe deelnemers, was het voor velen een kennismaking met een gebied waar ze nog nimmer waren geweest.
Nauwelijks onderweg of er werd al ’gezeurd’ waar dat Schillenveen toch bleef. Ze moesten even geduld hebben, want hoewel we niet over de paddenstoelen struikelden viel er toch nog wel het een en ander te beleven. Waar we niet over struikelden was een klein trechtertje waarvan Henk v.d. B. dacht dat het best een Dwergsatijnzwam kon zijn. Eigenlijk ongezien werd het kleinood in een bakje gedeponeerd en toen het er ’s avonds weer uitkwam vielen de weinige plaatjes al op door een roze zweem die deze soort (en vrijwel alle satijnzwammen) kenmerkt. Een verrassing was een miniatuuruitvoering van de Grote parasolzwam (Macrolepiota procera), namelijk de Grijsbruine parasolzwam (M. fuliginosa).Het is best nog wel een kloek ding (ruim 10 cm hoog) die ik nog nooit eerder zag. Dat is niet vreemd, want in Noord-Nederland is hij van slechts een paar plekken bekend. Opvallend was dat Obsldentify een foto ervan correct beoordeelde. Het is een hulpmiddel die je kunt gebruiken, maar wel met een soms verrassende uitkomst. Zo maakten we twee dagen later mee dat een tuinplant werd uitgemaakt voor Boomkikker! Bij een volgende vondst werd opnieuw gedacht aan een parasolzwam, maar de opvallende kleur leidde naar iets anders, hoewel het wel een soort is die er dicht bij zit: de Oranjebruine korrelhoed (Cystoderma jasonis). Die maakte zijn naam helemaal waar.
Na pakweg een uur kregen we eindelijk uitzicht over het Schillenveen, eigendom van Staatsbosbeheer. Deze organisatie heeft er veel werk aan het gebied in stand te houden. Als je er niets aan doet wordt het een moerasbos en verliest het zijn open karakter. Een vervelend ’randverschijnsel’ was een al behoorlijk grote groeiplek van de Japanse duizendknoop. Leuk voor de insecten, maar deze (tuin)plant hoort er niet te staan. Bovendien zijn op zo’n plek geen paddenstoelen te verwachten. Die vonden we hier en daar elders wel, hoewel ook hier mondjesmaat. Meerdere vezelkoppen waren er te vinden en meestal vergt het microscopisch onderzoek om ze te benoemen. Dat gold ook voor een Gewone wolvezelkop (Inocybe lanuginosa (KW)) die nauwelijks van de Valse wolvezelkop (I. stellatospora) macroscopisch is te onderscheiden. Meestal is de Gewone- iets kleiner dan de Valse-, maar daar mag je het niet op baseren. Wel aan de cheilo- en pleurocystiden en hyphen op de bekleding van de steel. Naast enkele wolvezelkoppen zijn er 13 verschillende knolvezelkoppen en dan hoop je op iets zeldzaams. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar. Hier vonden we de Kleine (en Bruine-) knolvezelkop (I. assimilata) die we bij eerdere gelegenheden ook wel eens vonden. Er zijn echter ’leukere’! De weg terug naar de auto’s (en 1 fiets) voerde ons over een slingerpaadje pal langs het noordelijke deel van het Schillenveen. Ondanks het vochtige milieu stond er vrijwel niet en dus werd er flink de pas in gezet. Als gevolg daarvan kwamen sommigen amechtig hijgend aan de finish.
Na het middagmaal bezochten we met een iets afgeslankte groep (drie mensen hielden het voor gezien) een deel van het uitgestrekte bos ten zuiden van het Schillenveen. Daar vond Willie Riemsma vorig jaar de Oliebolzwam (Rhizina undulata (BE)) langs het Duinenpad waar we hem ook nu weer vonden en al eerder dit jaar tijdens de Mensinge-excursie. Erg fraai stonden ze er niet mee bij, maar Hans was zo slim de omgeving te verkennen en vond zowaar een vrij grote groeiplek waar enkele tientallen verse exemplaren stonden. Dat waren er lang niet zoveel als een dag eerder tijdens een ingelaste excursie van de PWD bij Gees waar minstens 150 vruchtlichamen werden geteld, vertelde Hans. Zo’n grote groep was nog nooit eerder gezien.
Van de drie Appelrussula’s (Russula paludosa (KW)) die het weekeinde ervoor werden gespot stond er nog één fier overeind. Toen stonden er ook nog meer Holsteelboleten (Suillus cavipes (KW)) dan op deze dag. Wat toen niet werd gezien was de Zwarte truffelknotszwam (Elaphocordyceps ophioglossoides). Vind je die dan is het altijd de moeite waard er de hertentruffel bij te vinden die hij parasiteert. Leo fungeerde voor even als grondwerker en na enig graafwerk diepte hij zowaar een nog vrijwel intacte Stekelige hertentruffel (Elaphomyces muricatus (KW)) op. Deze vind je vooral bij loofbomen en de andere: de Korrelige hertentruffel (Elaphomyces granulatus (KW)) bij naaldbomen.
Voor onze myxomycetendeskundige Janny Kramer viel er bitter weinig te beleven. Slecht één keer werd een myxo gevonden, maar om Heksenboter (Fuligo septica) te benoemen hoef je geen deskundige te zijn. Dat gold wel voor enkele korstjes, maar deskundigheid op dat gebied werd node gemist. Wel wist Janny nog een ascomyceet en twee mosklokjes (Galerina) op naam te brengen
Cees Koelewijn, coördinator
Klik hier voor meerdere foto's