Ain pronkjewail in Lutjegast (20 sept.)
”Wat een juweeltjes waren het. Kijk maar welke je kunt gebruiken op de website”. De enthousiast reagerende Hans Post maakte de foto’s van een prachtig gutterende Toefige Labyrintzwam (Abortiporus biennis). We kwamen deze ’lijstaanvoerder’ (de indexen beginnen er mee) tegen in een moerasbosje langs het Abel Tasmanpad in Lutjegast. En voor zo’n (pronk)juweeltje, want groot was hij niet, wil je best door de knieën. Het bleek later voor allen de vondst van de dag.
Het deed me denken aan een Coolia-supplement over stekelzwammen met op de cover een foto van Henk Huijser van een eveneens prachtig rood gutterende Roodbruine stekelzwam (Hydnellum ferrugineum) die een denappel overwoekert. We komen wel vaker gutterende zwammen tegen, maar meestal zijn de druppels vrijwel kleurloos, zoals bijvoorbeeld de zijn naam waarmakende Zwetende kaaszwam (Postia guttulata). Het bosje met vooral elzen en wilgen, maar ook met hier en daar grotere eiken, was de plek waar we de meeste van de ruim 60 soorten vonden. Bij zo’n eerste officiële excursie moet je er wel een beetje in komen, want bij het aanschouwen van weer een ’oude bekende’ stel je jezelf geregeld de vraag (althans ik): ”Wat is dit ook alweer”. Het hoort trouwens ook, weet ik van anderen, bij het ouder worden. Een hele geruststelling!
Bij de vondsten waren ietwat onverwacht de nodige mycorrhizasoorten, onder andere meerdere melkzwammen. Daarbij waren de Groenige- en Rossige elzenmelkzwam (Lactarius obscuratus en L. omphaliformis (KW)) die je in zo’n milieu mag verwachten. Ook enkele specifieke vezelkoppen troffen we, met daarbij toepasselijk de vrij zeldzame Spitse moerasvezelkop (Inocybe acuta) die zijn naam al een beetje verried door zijn uiterlijk. Toch moet zo’n vondst nog wel microscopisch worden bevestigd en dat gold eveneens voor de van dit biotoop bekende, zeldzame Dwergvezelkop (I. squarrosa (BE)) en een andere soortgenoot. Overigens geldt voor het merendeel van de Nederlandse vezelkoppen dat M (microscopische controle) in principe een vereiste is. Van de vier russula’s was de Wilgenrussula (Russula subrubens) degene die vanwege zijn opvallende kleur ons al van verre toe schitterde. Nog zo’n mooie mycorrhizasoort die we vonden was de hier vrij algemeen voorkomende Koperrode gordijnzwam (Cortinarius uliginosus), ook al een typische vertegenwoordiger van wilgenbroekstruweel.
Wat voor vezelkoppen geldt (M) is tevens van toepassing op verreweg de meeste satijnzwammen. De naam van de enige satijnzwam die we vonden werd door zijn geur al ter plekke genoemd: Nitreuze elzensatijnzwam (Entoloma politum), maar de officiële bevestiging van de naam kwam iets later met die van andere onderzochte soorten van Inge Somhorst (IS voor mij (vanwege de administratie)). Meer oog hadden we voor fraaiere saprotrofe soorten, waarbij de Goudgele hertenzwam (Pluteus leoninus (KW)) er bovenuit sprong. Dat is echt een beauty. Een familielid, De Bleke knolvoethertenzwam (P. semibulbosus (KW) die we daar troffen hebben we bij een eerdere gelegenheid wel eens gevonden in De Kleibosch. Annet Elsinga ontfermde zich volgaarne over de aanwezige mycena’s, want toevallig was er in haar thuisland (Friesland) de volgende dag een workshop met deze familie als onderwerp. Overigens heet Annet sinds mei officieel mevr. A. de Zee – Elsinga, waarvan acte.
Na het bosje te hebben uitgeplozen kwamen we terecht in een open gebied met veel riet en veenmos. Eigenlijk was onze excursie mede vanwege het Moerasmeetnet in Lutjegast georganiseerd, want elders was het ’paddo-aanbod’ niet noemenswaardig. Veel stond er niet, maar Inge, zij hield hier de score bij, kon wat mosklokjes en de Veenmosgrauwkop (Lyophyllum palustre (KW)) noteren en tevens, waarop vooraf al werd gehoopt, het Veenmosvuurzwammetje (Hygrocybe coccineocrenata (KW)). Een wandelaar wees ons op een dichtbij gelegen struweel waar volgens hem veel paddenstoelen zouden staan. Het verleidde Henk van den Brink ertoe iets langer te blijven dan vooraf was bedoeld, bang als hij was iets bijzonders te missen. Nou viel de oogst daar smerig tegen, maar Inge vond er voorwaar toch nóg een melkzwam waar we ook al een beetje op hadden gehoopt: de Violetvlekkende moerasmelkwam (Lactarius aspideus (KW)). Het bleek een ’dienstweigeraar’ te zijn, want de violetverkleuring van de melk bleef uit. Misschien waren we iets te ongeduldig.
Dankzij de naamgever van het pad, ontdekkingsreiziger Abel Tasman (in dienst van de VOC), kwamen we op de route nog aan de weet dat we 16.847 km van Tasmanië waren verwijderd en maar liefst 18.388 km van Nieuw Zeeland. Abel arriveerde in oktober 1642 als eerste westerling op het eiland ten zuiden van Australië dat later zijn naam zou dragen. Twee maanden later landde hij op het Zuidereiland van Nieuw Zeeland. Pas in 1769 kwam Cook er achter dat er ook nog een Noordereiland was.
Cees Koelewijn, coördinator
Elzenvlag, foto: Hans Post
Kleine aardappelbovist, foto: Hans Post
'Stonehenge', foto: Cees Koelewijn
Witte koraalzwam, foto: Hans Post