De laatste keer
Op het Noordsche Veld konden we niet bevroeden dat het de laatste excursie van het seizoen zou worden. De laatste jaren gebeurt het immers maar zelden dat we te maken hebben met vroeg invallende nachtvorst die de mycoflora wegvaagt. Soms werd er zelfs nog een excursie aan het officiële programma vastgeknoopt, omdat het de moeite meer dan waard was eropuit te trekken. Nu strooide een slechte weersverwachting roet in het eten en wordt er wel stevige nachtvorst voorzien. Of het er daadwerkelijk van komt zien we wel.
We waren vandaag hier met een groep van 12 mensen actief en eenmaal op pad keek ik direct in het begin nog even uit naar de (zeer) zeldzame Blozende schijnridderzwam (Lepista martiorum, inmiddels bekend van 12 atlasblokken) die hier in 2020 tijdens een excursie van onze werkgroep door wijlen Henk Pras werd ontdekt. Wat toentertijd opviel was dat deze saprotrofe soort, die wordt geassocieerd met naaldbomen, groeide in een berm met loofbomen en struiken, hoewel er wel een paar Grove dennen in de buurt staan. Hij stond er nu niet en misschien was het daarvoor te laat in het seizoen. Overigens was ik hier al een keer eerder, maar toen ontbrak hij ook. Het is überhaupt de vraag of we hem hier ooit nog weer eens ontdekken. Nu stuitten we op deze plek op enkele schotelkluifzwammen die thuis nog wel onder de mic. moesten worden bekeken. Het zou immers wel weer de (normale) Schotelkluifzwam (Helvella macropus) zijn, wat ook zo was, maar die verschilt macroscopisch niet (of nauwelijks) van wat vroeger de Gladstelige schotelkluifzwam heette en nu door het leven gaat als de Stoppelsteelschotelkluifzwam (H. fibrosa).
Iets verderop diende zich een nieuw object aan, een oranjeachtig gekleurde kaaszwam op een liggend berkenstammetje, maar welke. Niemand die er iets over kon zeggen en dus moest het antwoord later volgen. Maar gesnuffel in boeken leverde niets op, totdat op 1 december het Maandjournaal Paddenstoelen Nummer 32 verscheen waarin 'onze' kaaszwam staat afgebeeld (en deels beschreven). Het is de Tyromyces kmetii die al in 2022 werd ontdekt op de Brunssumerheide en dit jaar bij Bakel op de Stippelberg (NBr). En nu dus ook hier:
Tyromyces kmetii | Nederlandse Mycologische Vereniging (mycologen.nl)
Er waren sowieso wel meer probleemgevalletjes waarop antwoord schuldig bleef, omdat niemand, behalve ondergetekende, huiswerk zag zitten. Een juist antwoord bleef eerst ook uit toen op de stam van een (gezonde) lariks mycena’s werden ontdekt. Toen de gekleurde lamelsnede opviel werd gedacht aan de Stinkende roodsnedemycena (Mycena capillaripes), of was het de Roodsnedemycena (M. rubromarginata). Stinken deed hij niet en onder de mic. bleek dat het om een andere soort ging, de Purperbruine mycena (M. purpureofusca). Daaraan had ik niet gedacht, omdat ik deze soort de enkele keren dat ik hem zag altijd terrestrisch aantrof.
Het haaks op het hoofdpad dwars door het bos lopende fietspad levert altijd wel iets aardigs op. Nu was dat een koraalzwam die naast een groep met de Rechte koraalzwam (Ramaria stricta) stond. Door de grillige, sierlijke vorm werd even gedacht aan de Anijskoraalzwam (R. gracilis (BE)), hoewel de geur daarvan ontbrak, maar dat kon aan het koude weer liggen. En dat de kleur eender was aan die van de Rechte koraalzwam… Hier bleek dat het microscopische beeld helaas ook eender was, maar voor de zekerheid (extra controle) is wat materiaal gedroogd.
Voorafgaand aan deze inventarisatie was aangekondigd dat tijdens de excursie er speciale aandacht zou zijn voor de mycoflora op de heide en speciaal voor de mestbewonende soorten. Dat bleken er alras meer te zijn dan ik kon bergen, maar Hans toverde nog een bakje tevoorschijn. Nu was het daar op de heidebodem kletsnat en de paddenstoelen waren misschien dan wel opgefrist door de buitjes, maar vaak al niet meer in echt goede doen. Omdat het aanbod ervan te groot was, vaak hetzelfde, maakten we er toch maar een kort bezoekje van en bovendien was de middag al een stuk gevorderd. Nadien bleek dat onder de ’geslaagden’ van de heide die de eindstreep wel haalden, zijnde een benoeming na microscopisch onderzoek, voorwaar een Gezoneerde vlekplaat (Panaeolus cinctulus (KW)) te zitten die zijn ware gedaante pas toonde na iets te zijn opgedroogd. Maar er was dus ook veel onbruikbare prut bij. Niet erg, want met een score van ruim 140 soorten bleef er genoeg moois over.
Cees Koelewijn, coördinator
Klik hier voor meerdere foto's