Hoogemieden/Grootegastermolenpolder, 28 augustus
De ietwat lastig te vinden verzamelplek in Lutjegast werd o.a. bereikt via de Abel Tasmanweg. Logisch dat de naam van ontdekkingsreiziger Abel Janszoon Tasman (1603 – 1659) eraan wordt verbonden, want Lutjegast is de geboorteplaats van hem. Overigens was Abel, net als vele andere beroemde zeehelden, niet echt ’een fijne jongen’ en past ’berucht’ eerder bij hem en die anderen. Op de parkeerplaats was een zestal aanwezig: Harry, Marian, Henny, Inge, Henk P. en Cees. Paddenstoelen vonden we daar niet, maar hoorden wel een Kleine bonte specht. Nou ja, ondergetekende hoorde hem.
Het laagveengebied Hoogemieden (van Natuurmonumenten) ligt op nog geen twee kilometer van Lutjegast. Best slim om voor dit gebied te kiezen, want zo vroeg in het seizoen ben je in ieder geval verzekerd van vondsten in zo’n vochtige omgeving. Daar vind je altijd wel iets, hoewel op enkele aardappelbovisten na er geen symbionten werden gevonden. Uiteraard wel veel ’klein spul’, hetgeen leidde tot een best wel aardig lijstje waarop de namen van 64 soorten prijkten. Eén van de eerste, direct benoemd door Inge, was voor de meesten nieuw: het Knophaarschelpje (Cellypha goldbachii). Toevallig vonden we ook nog andere ’schelpjes’ en wel de Gewone schelpjesmolenaar (Clitopilus hobsonii) en het Schelpkaalkopje (Deconica philipsii). Er lag nogal wat half vergaan maaisel waartussen werd gewroet. Sommige soorten kunnen zich daar rap vestigen, zoals de Bleke halminktzwam (Coprinopsis friesii (KW)). Van de drie andere inktzwammen die we zagen was de Zwerminktzwam (Coprinellus disseminatus), zoals het hoort, met vele honderden exemplaren aanwezig. Veel te microscopiëren zaken verdwenen in de bakjes van Inge en Henk, waarvan Inge het leeuwendeel op zich nam. Later blijkt dan dat er bijvoorbeeld rouwkorstjes zijn gevonden. Henk kwam bij een Hymenoscyphus uit op het zeldzame Spireavlieskelkje (Hymenoscyphus vitellinus), maar dat is onder voorbehoud, omdat deze vondst nog nader wordt onderzocht om bevestigd te worden.
Gelukkig bleven op deze dag de voorspelde buien uit. Sterker, het was op een vrij stevige wind na aangenaam weer. Op een beschutte plek kon op een zonnige plek ons middagmaal worden verorberd. Het was toen al de vraag of we zouden verkassen, want we meenden dat we het daar wel zo’n beetje hadden gezien. Bovendien leken de moerasbosjes door diepe sloten schier onbereikbaar, maar uiteindelijk lukte het toch nog een doorgang te vinden en kon een bosje worden gepenetreerd. Het leverde een trits vondsten op, waaronder de Vogelveerzwam (Onygena corvinus) op een braakbal. Die vind je niet vaak!
Nadat we afscheid hadden genomen van Henny en Harry werd koers gezet naar de Grootegastermolenpolder. Daar moest een eindje worden gelopen om op de juiste plaats van bestemming te komen, waarna de rek er bij Henk en mij wel uit was. En passant werden nog wel de talrijk aanwezige Grasleemhoed (Agrocybe pediades) en een verdwaalde Dooiergele mestzwam (Bolbitius vitellinus) genoteerd. Inge en Marian gaven de moed echter nog niet op en dat bleek later een goede keus, want we hadden zelf ook maar al te graag de door hen veelvuldig gespotte Moerasleemhoed (Agrocybe elatella (KW) gezien. In dat goede milieu werd door hen tevens nog het Vlokkig veenmosklokje (Galerina paludosa (KW)) en het Kaal veenmosklokje (G. tibiicystis (BE)) op de lijst bijgeschreven. Inge meldde later dat ze net voor een dikke bui bij de auto terug waren en dat ze erg genoten had van een heerlijke dag.
Cees Koelewijn, coördinator