Meetpunt Buinerveld, 9 september 2020

 

Het was in 2004 dat Henk Pras en ik verkeerden op het Buinerveld. Aan de rand van een jonge aanplant van Fijnspar stak Henk op een gegeven moment zijn neus in de lucht en zei: ”Het zal toch niet waar zijn”. Hij dook het bosje in en meldde opgetogen wat hij rook: de zeer zeldzame Odeurzwam (Squamanita odorata (BE)). De geur ervan kan het best omschreven worden als geparfumeerd en wel zo sterk dat zelfs de toen nog rokende Henk, die bepaald niet bekend staat om zijn reukvermogen, het opviel. Er stond een flink aantal en tevens miegelde het er van de Tweekleurige vaalhoed (Hebeloma mesophaeum), de soort waarop hij hier parasiteerde. Beide staan erom bekend dat ze opduiken op recent verstoorde grond na bodemverrijking, zoals hier was gebeurd voordat de Fijnsparren waren aangeplant. De ontdekking leidde tot heel wat bezoekjes van mensen die van heinde en verre kwamen om dit wonder te aanschouwen. Het jaar erop stonden er nog slechts enkele exemplaren, waarschijnlijk omdat zijn voedselbron, de vaalhoeden, grotendeels was opgesoupeerd. 

 

Wanneer je zo’n bijzondere zwam vindt kijk je verder en terecht, want er stonden nogal wat exemplaren van de Slijmige spijkerzwam (Gomphidius glutinosus (BE)). Deze stond bekend als integrale aandachtsoort met grote belevingswaarde waarvan zoveel mogelijk vindplaatsen  in het kader van het paddenstoelenmeetnet gewenst waren om te monitoren. Dat gebeurde en sindsdien zijn Henk en ik er met enige regelmaat te vinden. Ook organiseren we er wel eens een excursie met de PWN en af en toe worden we vergezeld door geïnteresseerden. Afgelopen keer was Inge Somhorst onze gast. Het meetnet-gebeuren is een paar jaar geleden sterk veranderd. Eerst was het zo dat je 110 soorten (later 113) moest monitoren in een vastgesteld vak van 1000 m2, nu gaat het om alle soorten in het hele, betreffende kilometerhok. Het is voor de meesten zo dat ze daarbij het gebruikelijke, beperkte rondje van voorheen maken, maar omdat het Buinerveld dermate interessant is inventariseren we sowieso al het hele gebied. Deze keer werden we er verrast op een niet te tellen aantal Slijmige spijkerzwammen. Het moeten er een paar duizend zijn geweest. Van bepaalde soorten is het vaste prik dat je ze er vindt. Nu keken we uit naar de Kleine sparrenrussula (Russula nauseosa (KW)). Die stond er (nog) niet en überhaupt stonden en weinig symbionten. Van de anders talrijk aanwezige Peenrode melkzwam (Lactarius deterrimus) vonden we er slechts één en ook vezelkoppen waren er weinig. Wel was daar voor het eerst de, voor zover onze kennis reikt, Bleeksporige vezelkop (Inocybe soluta) bij, die trouwens best vrij algemeen in het pleistocene deel van het noorden van het land voorkomt.

 

Anders dan anders was het er verder niet dik gezaaid met paddenstoelen. De laatste jaren is het wel vaste zo dat we er de Vierslippige aardster (Geastrum quadrifidum (EB)) vinden en ook een aantal parasolzwammen staan normaliter op het menu. Deze keer bleef dat beperkt tot de Geelbruine wolsteelparasolzwam (Lepiota magnispora). Trechterzwammen waren er ook, zoals de Fijnschubbige trechterzwam (Clitocybe squamulosa (KW)) en een andere opvallende was, waarmee we begonnen, vanwege de geur, namelijk de Spieringtrechterzwam (Clitocybe phaeophthalma). Dat was wel in een loofbosgedeelte hetgeen uiteraard een heel andere mycoflora opleverde.

 

Wanneer je ook een keer wilt meegaan op een nader vast te stellen datum mag je contact met me opnemen (050 5010740). Dat geldt tevens voor het bezoeken van de andere meetpunten: Mensinge-/Sterrebos, Veenhuizen (waaronder het Fijnsparreservaat), Steenbergerveld en de Noorderduinen.

 

Cees Koelewijn, coördinator   

 

voor meerdere foto's klik hier