De Kleibosch, 12 jan. ’18: Van nul naar …

 

Samen met Henk Pras reed ik naar Foxwolde en onderweg mopperde hij ontstemd, want hoe haalde ik het toch in mijn hoofd om op zo’n moment, zo vroeg in het jaar, een excursie te organiseren. ”Daar komt toch geen hond op af en wat verwacht je nou aan vondsten” zei hij. Ik antwoordde dat het vooral Inge haar idee was en dat er vast wel ’een leuk groepje’ zou komen opdagen. Dat kwam helemaal uit, want naast het genoemde drietal bestond de groep tevens uit: Marian, Henny, Ipie, Ab, Ubel, Angela, Richard en Henk v.d. B.  Daarnaast had ik in de aankondiging uitgesproken pakweg 50 soorten te verwachten hetgeen werd gelogenstraft…het werden er namelijk meer dan 80. En dat op een halve dag! Zelfs oude brombeer Pras toonde na afloop enig enthousiasme.

 

Van tevoren wist je dat een groot deel van de buit zou bestaan uit asco’s, korstjes, polyporen en tremelloïd spul. Dat kwam uit. En omdat er weinig echt winterweer was geweest kon je misschien nog wel de nodige plaatjeszwammen verwachten. Om met dat laatste te beginnen: dat viel met 15 soorten al geweldig mee. O.k., oesterzwammen kun je verwachten, maar de Slanke anijstrechterzwam (Clitocybe fragrans) en de Papilmycena (Mycena vitilis) verwacht je niet direct. Het scheelde wel dat er een vijftal oortjes werd gevonden, waarvan het Bruinroze oorzwammetje (Crepidotus brunneoroseus) eruit sprong. Die was daar vorig jaar voor het eerst ontdekt door Angela. Een bijna vergane Gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum) mocht ook nog worden genoteerd en dat gold zeker voor een andere onverwachte gasteromyceet, de Grote stinkzwam (Phallus impudicus) die zich op zijn bekende exhibitionistische wijze liet zien. Wat je aan trilzwammen mocht verwachten diende zich inderdaad aan en met de nodige Peniophora’s en Stereum’s ontwikkelde zich al een aardig lijstje dat de beloofde 50 soorten benaderde. Maar zoals altijd werd er links en rechts materiaal verzameld om thuis na te kijken. Daarbij werden vooraf soms al namen genoemd, zoals bij een nogal nietig cyphelloïd gevalletje, want was dat niet het Bruinsporig hangbuisje (Phaeosolenia densa)? Dat klopte inderdaad en, zeer toevallig, liet Aldert Gutter een dag later tijdens zijn presentatie van de ’Glinsteringen des jaars’ op de nieuwjaarsbijeenkomst van de NMV in Wageningen een foto ervan zien. Tijdens deze bijeenkomst was er ook aandacht voor de ’LOF-prijs der Nederlandse taal’ die de vereniging ontving van de Stichting Nederlands voor de 510 liefdevolle Nederlandse namen die een commissie bedacht voor alle soorten die de laatste jaren nieuw waren in Nederland en Vlaanderen en nog een naam ontbeerden. Een serieuze zaak, maar in het veld werd het Bruinsporig hangbuisje op ballorige wijze door Henk v.d. B. verbasterd tot Buitensporig dwangbuisje (met een knipoog naar Erasmus’ Lof der zotheid?).

 

Een andere naam die ook al in het veld werd genoemd, maar dan serieus, was die van de Valsa nivea, hetgeen staat voor het Grijswitte karafzwammetje (op Ratelpopulier), een ascomyceet die behoort tot de kernzwammen. Deze vondst verleidde Richard tot uitvoerige bespiegelingen die ik hier gemakshalve achterwege laat. Henk P. denkt er namelijk het zijne over en houdt het op Valsa ceratophora (Bramenkarafbekertje), waaruit je mag opmaken dat de geleerden het nog niet met elkaar eens zijn. Dat komt Met een verwijzing naar de aanhef: ”Van nul naar …” voor 1990 was deze soort niet meer voor. Voor de Kleibos zou de eerste een nieuwe soort betekenen die voornamelijk bekend is in de duinstreek en Noord-Brabant en dat geldt tevens voor de (zeldzamere) tweede. Dat ’nieuw’ gold voor veel meer soorten, zoals het tot dezelfde groep behorende Essenpokzwammetje (Nitschkia confertula), uiteraard op een essentak. bekend in Nederland en dat geldt dus voor heel veel soorten. Enkele daarvan zagen we, waaronder het Grijsbruin waskorstje (Exidiopsis griseobrunnea) die nu al in meer dan 80 uurhokken is waargenomen. Het Schorsspleetkooltje (Hysterium angustatum) is nog spectaculairder toegenomen: van 0 naar meer dan 100 nu. Deze soort, waarvan je uit de naam kunt opmaken dat hij behoort tot de bitunicate ascomyceten, werd al meerdere keren in Groningen gescoord, maar nog niet in Drenthe. Dat kan ook worden gezegd van het Loofhoutkratertje (Schmitzomia radiata) die nog maar 8 keer elders werd ontdekt. Ook werd het nietige Zeggeschoorsteentje (Anthostomella tomicoides) nog maar 8 keer eerder gemeld, maar nog nooit in Noord-Nederland. De enige Rode Lijstsoort van de dag betrof het Groen franjekelkje (Aeruginoscyphus sericeus (GE)) die hier al eerder door Angela werd gespot. Voor 1990 bekend van twee plekken en daarna zijn er 5 uurhokken met stip bijgekomen.

 

De volgende IVN-excursie staat op 23 februari op de kalender. Dan zouden we het Mensingebos bezoeken, maar bij deze stel ik voor om dan het andere kilometerhok van de Kleibosch te bezoeken. Dat horen jullie nog en het hangt ook van het weer af. Misschien wordt op die dag eindelijk weer eens een Elfstedentocht gehouden… (grapje!?)