Het Buinerbosje

 

Bij het alweer meer dan 25-jarig bestaan van het Buinerbosje blijft het nog altijd de vraag wat de toekomst van dit bos(je) wordt. Het is van een privé-eigenaar, een boer, en enkele jaren terug werd er beperkt gekapt, maar daar bleef het toen gelukkig bij. Wat mij betreft blijft het, ook bij ’behoud voor de eeuwigheid’, bij ’het Buinerbosje’, want qua grootte is het vrij beperkt, maar wel een vrijwel aaneengesloten aanplant, trapeziumvormig, van circa 625 bij 150 meter.                                                                                                                                                                

In het begin in het noordoosten, waar het schelpenpaadje bij langs loopt, bestaat het uit een steeds meer verruigend loofbosgedeelte met vooral (nog) jonge eiken en verder is het voor het overgrote deel fijnsparbos met hier en daar een enkele indringer. Het is best mogelijk dat die fijnsparren daar in de toekomst uitgroeien tot imposante woudreuzen, maar met de huidige klimaatontwikkelingen mag je de toekomst met grote vreze vrezen. Wel zag ik in delen van ’dit bosje’ zich jonge fijnsparretjes ontwikkelen en dan hoop je dat die later minder gevoelig blijken te zijn voor aantasting door schadelijke kevers, foute schimmels en/of ander gespuis. Het staat er trouwens tegenwoordig best nog redelijk onaangetast bij terwijl het elders vaak slecht gesteld is met onze fijnsparbossen.                                                              

 

Bij één van die indringers, een Grove den, tussen alle fijnsparren groeide de Fijnschubbige ridderzwam (Tricholoma imbricatum (BE)). Die is daar al jaren geleden ontdekt (en dus ook dat die den er stond) en nu stonden er een paar nog herkenbare overblijfselen. Eerder was er ook al eens een Bruine ringboleet (Suillus luteus (GE)) bij een den ontdekt. Andere toppers lieten het vandaag afweten. Waar ons bosje vooral om bekend staat is de Slijmige spijkerzwam (Gomphidius glutinosus (BE)). Die kunnen er met tientallen staan, en soms nog veel meer, maar nu was het echt speuren om er twee te vinden. Van de anders meestal ruimschoots aanwezige Peenrode melkzwam (Lactarius deterrimus) konden we slechts één exemplaar noteren en dat was ook nog eens in het aanpalende km-hok. Ook geen Kleine sparrenrussula (Russula nauseosa (KW)) vandaag en ook geen Amandelslijmkop (Hygrophorus agathosmus (EB)). Honderden exemplaren waren daar ontdekt door Geert de Vries, terwijl Henk Pras en ik twee weken ervoor en nog niet één zagen. Over de meest bijzondere zwam die we daar scoorden, de Odeurzwam (Squamanita odora (BE)) hebben we het niet meer. Dat was iets unieks.                                                

 

Maar het gaat hier natuurlijk vooral over wat we vandaag wél aantroffen. I.i.g. waren dat duizenden stinkerdjes in de hoedanigheid van de Sparrenstinktaailing (Gymnopus perforans) en ook de Sneeuwwitte mycena was massaal aanwezig en dat geldt daar zeker ook voor de Gewone zwavelkop (Hypholoma fasciculare). Je struikelt erover. Dat heeft ook te maken met de dunningen die er zijn geweest waarbij veel materiaal is achtergebleven en vooral veel stobben. Daarop manifesteert de Dennenmoorder (Heterobasidium annosum) zich steeds meer en meer. Dat doen ook soorten als de Koningsmantel (Tricholomopsis rutilans), Goudvinkzwam (Pholiota astragalina (KW)) en ook de Naaldhouthertenzwam (Pluteus pouzarianus). En sowieso zijn er hier de nodige ’parasollen’, te vinden. De Geelbruine wolsteelparasolzwam (Lepiota-

magnispora) was er één van. Opvallend was een Schubbige bundelzwam aan de voet van een Fijnspar. Dat komt maar zelden voor.

 

De terugweg voerde ons langs het schelpenpaadje langs het brede zandpad dat het bosje van de heide scheidt. Vanwege de aanwezige kalk kun je daar verrassende dingen vinden. Vandaag was dat bijvoorbeeld de Duinparasolzwam (Lepiota erminea), een echte vertegenwoordiger van het Duindistrict, maar die redelijk veel in het binnenland voorkomt, als de omstandigheden er maar naar zijn. Wasplaten en -plaatjes floreren er ook en naast een Langsteelsatijnzwam (Entoloma hebes) bleef en andere satijnzwam onbenoemd. Maar zo zijn er wel vaker zaken die dat lot zijn beschoren en dat gold vandaag zeker voor de vele grauwkoppen (Lyophyllum spec.) in het sparrenbos. Nou ja, of ze waren of bruin, gebocheld, somber of nog wat anders.

Zo tegen medio november gaan we op zeker dit meetpunt nog een keer bezoeken. Misschien dat Henk van den Brink er dan ook een keer bij is, want hij vroeg zich licht verbijsterd af waarom hij in al die jaren dat hij in de groep meedraait hier slechts één keer is geweest.  

 

Cees Koelewijn, coördinator

Klik op de foto voor een vergroting

Fijnschubbige ridderzwam, foto: Geert de Vries (archief)

Oorlepelzwam, foto: Tineke Shwab

Oranjebruine parasolzwam, foto: Grishja van der Veer

Schubbige bundelzwam, foto: Cees Koelewijn

Gewone viltkop, foto: Grishja van der Veer

Koningsmantel, foto: Tineke Schwab

Naaldhouthertenzwam, foto: Grishja van der Veer

Goudvinkzwam, foto: Tineke Schab

Echt hazenoor, foto: Tineke Schwab

Onderweg..., foto: Tineke Schwab

Schubbige boschampignon, foto: Tineke Schwab

Gerimpeld mosoortje, foto: Tineke Schwab

Okergele korrelhoed, foto: Tineke Schwab

Blanke champignonparasol, foto: Tineke Schwab